In deze compositie staat het koraal Angelus van Georg Joseph (ca. 1630 – ca. 1668) centraal. Het werk bestaat uit een inleiding, waarin de zowel dit koraalthema wordt geëxposeerd als ook een thema dat aan het eind van het stuk als fugathema dient. Hierna volgen een viertal variaties en tenslotte een finale in de vorm van een fuga.
In de 19e eeuw schreef dominee Henry Twells (1823 – 1900) een passende tekst bij Georg Joseph’s melodie, een tekst die hij baseerde op Lukas 4, de verzen 40 en 41:
- Toen de zon onderging, brachten allen die zieken hadden, door allerlei kwalen gekweld, deze zieken bij Hem; en Hij legde ieder van hen de handen op en genas hen.
- Ook gingen er van velen demonen uit, die schreeuwden en zeiden: U bent de Christus, de Zoon van God! Maar Hij bestrafte hen en liet hun niet toe te spreken, omdat zij wisten dat Hij de Christus was.
Lukas 4 begint met het beroemde verhaal van de verzoeking in de woestijn. Jezus weerstaat de verleiding van de duivel en gaat daarna in virtute Spiritus, gesterkt door de kracht van de Geest, terug naar Galilea, waar hij begint met prediken en met zijn wonderbaarlijke genezingen.